Op 11 oktober 2022 heeft de Eerste Kamer een wijziging van de Mijnbouwwet voor aardwarmte aangenomen. De wetswijziging treedt, samen met het gewijzigde Mijnbouwbesluit en de gewijzigde Mijnbouwregeling, op 1 juli 2023 in werking.
1. Mijnbouwwet
2. Mijnbouwbesluit
3. Mijnbouwregeling
De gewijzigde wet- en regelgeving kent een eigenstandige methode van regulering en vergunningverlening voor aardwarmte. Daarnaast is kennisdeling en -borging van aardwarmte verankerd in de wijziging van de Mijnbouwwet middels een verplichte deelname in nieuwe geothermieprojecten van EBN: Energie Beheer Nederland (EBN) in geothermieprojecten.
Toewijzing zoekgebied
De wijziging van de Mijnbouwwet gaat uit van een systematiek waarbij een bedrijf dat aardwarmte wil gaan winnen eerst een zoekgebied aanvraagt. Een toewijzing zoekgebied geeft de houder de mogelijkheid onderzoek te doen naar de aanwezigheid van aardwarmte in de bodem, de optimale locatie voor een geothermisch systeem te onderzoeken en om de nodige voorbereidingen te treffen om een vergunning gericht op het opsporen en winnen van aardwarmte aan te vragen. Bij het toewijzen van een zoekgebied wordt beoordeeld of sprake is van een serieus, goed onderbouwd en haalbaar (business)plan, of er voldoende zicht is op een adequate uitvoering van het plan en de afname van de warmte en hoe de aanvrager de opsporing en winning wil organiseren en financieren en of het plan past in een planmatige ontwikkeling van het gebied. De provincie(s), gemeente(n) en waterschap(pen) waarin de aanvraag ligt, worden om advies gevraagd, evenals TNO-Adviesgroep Economische Zaken (TNO) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Op grond van de toewijzing zoekgebied mogen er geen fysieke activiteiten in de diepe ondergrond worden ondernomen.
Startvergunning
Voordat er gestart kan worden met fysieke werkzaamheden (boren, testen en de eerste periode van winning) zal het aardwarmtebedrijf een startvergunning moeten aanvragen binnen maximaal vier jaar nadat de toewijzing zoekgebied is verkregen. Het aanvragen van een startvergunning is voorbehouden aan de houder van de toewijzing zoekgebied.
Voor het verlenen van de startvergunning worden de financiële mogelijkheden van de aanvrager beoordeeld en zal worden gekeken of de voorgenomen activiteiten op de beoogde locatie veilig kunnen plaatsvinden. Daarnaast moet de beoogde uitvoerder aantonen dat hij over de benodigde technische capaciteiten kan beschikken om de verschillende werkzaamheden verantwoord uit te kunnen voeren. Anders dan bij olie- en gaswinning hoeft de uitvoerder niet de vergunninghouder te zijn.
De vergunninghouder kan een derde contracteren die feitelijke werkzaamheden uitvoert of daar opdracht voor geeft. De vergunninghouder kan ook zichzelf aanwijzen als uitvoerder, mits hij over de benodigde technische capaciteiten beschikt. De aanwijzing van de uitvoerder behoeft de instemming van de minister.
Deze instemming zal de eerste keer meelopen met de aanvraag van de startvergunning.
Vervolgvergunning
Tot slot zal de initiatiefnemer voor de exploitatie voor lange termijn een vervolgvergunning moeten aanvragen met het oog op de definitieve vaststelling van het winningsgebied, de beoogde duur van de winning en de winningsactiviteiten.
Verplichte deelname EBN
Onderdeel van de aanpak om de Nederlandse geothermiesector te versterken en de inzet van aardwarmte te versnellen is de verplichte deelname van EBN in geothermieprojecten. De wijziging van de Mijnbouwwet voorziet daarom in een verplichte financiële en risicodragende deelneming van EBN in nieuwe geothermieprojecten. Zo is in de wijziging van de Mijnbouwwet opgenomen dat de houder van een toewijzing zoekgebied en EBN een overeenkomst afsluiten gericht op deelname van EBN in de voorgenomen werkzaamheden voor opsporing en winning van aardwarmte. De verplichte deelname van EBN is nader uitgewerkt in het Mijnbouwbesluit. Door EBN financieel en risicodragend te laten deelnemen in geothermieprojecten wordt de kennis- en kapitaalsbasis van geothermiebedrijven en -projecten vergroot. EBN kan als deskundige en financieel belanghebbende vanuit haar publieke taak meepraten over keuzes die de duurzaamheid en kwaliteit van projecten raken. Daarnaast kan EBN kennis uit projecten benutten voor andere projecten en ervaringen aggregeren voor beleidsontwikkeling, innovatie, publieke kennis van de ondergrond en aanscherping van stimuleringsinstrumentaria.
Veel gestelde vragen overgangsrecht
Algemeen
Q: Wat gebeurt er met bestaande aanvragen en vergunningen op het moment dat de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: De bestaande aanvragen en vergunningen worden onder de gewijzigde Mijnbouwwet als volgt beschouwd:
Huidig |
Nieuw |
Toelichting |
Geregeld in |
Aanvraag opsporingsvergunning |
Aanvraag toewijzing zoekgebied |
Lopende aanvragen opsporingsvergunningen worden met ingang van inwerkingtreding wetsvoorstel beschouwd als aanvraag toewijzing zoekgebied |
Artikel 167f |
Opsporingsvergunning |
Toewijzing zoekgebied |
Een geldende opsporingsvergunning wordt per inwerkingtreding van het wetsvoorstel beschouwd als een toewijzing zoekgebied |
Artikel 167g |
Opsporingsvergunning + aanvraag winningsvergunning en verzoek instemming winningsplan ingediend |
|
De geldende opsporingsvergunning wordt per inwerkingtreding van het wetsvoorstel beschouwd als een toewijzing zoekgebied. Verbod om te mogen boren zonder startvergunning geldt niet voor houder opsporingsvergunning art.167g, lid 1 |
Artikel 167h |
Winningsvergunning voor 1 januari 2020 + aanvraag instemming winningsplan |
|
De geldende winningsvergunning wordt per inwerkingtreding van het wetsvoorstel beschouwd als een startvergunning. De aanvraag voor een winningsplan wordt per inwerkingtreding van de wet gezien als een aanvraag voor een vervolgvergunning. |
Artikel 167i |
Winningsvergunning voor 1 januari 2020 met instemming winningsplan |
Vervolgvergunning |
Een geldende winningsvergunning inclusief instemming met het winningsplan wordt per inwerkingtreding van het wetsvoorstel beschouwd als een vervolgvergunning |
Artikel 167j |
Winningsvergunning en instemming winningsplan na |
Startvergunning |
Looptijd van de startvergunning is resterende looptijd van winningsvergunning en instemming winningsplan (in beginsel 2 jaar). |
Artikel 167k |
|
|
|
|
|
|
|
|
Vergunning ihkv opsporen/winnen Wetenschappelijk onderzoek |
|
|
Artikel 167l |
Q: Wanneer treedt de gewijzigde Mijnbouwwet in werking?
A: De gewijzigde Mijnbouwwet treedt op 1 juli 2023 in werking.
Q: Worden er voor bestaande vergunningen nieuwe beschikkingen verstrekt als de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: Nee. De bestaande vergunning wordt automatisch “omgezet”.
Q: Wat is de relatie tussen het tijdelijk beleidskader en de gewijzigde Mijnbouwwet?
A: Sinds november 2019 wordt een tijdelijk regime gehanteerd dat geldt totdat de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt. Onder dit tijdelijke regime wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de wijzigingen zoals die voorzien zijn in de te wijzigen Mijnbouwwet. Dit betekent dat tot aan de inwerkingtreding van wetswijziging gewerkt wordt met een tijdelijke winningsvergunning, die ruim voor de boring wordt aangevraagd en met een instemming met een tijdelijk winningsplan. In de tijdelijke winningsvergunning wordt het vergunning gebied nog niet strak afgebakend, omdat de gegevens die nodig zijn om de invloedssfeer vast te stellen, de reservoireigenschappen en de einddiepte locaties van de putten, nog niet zijn vastgesteld. Daarnaast krijgt de vergunning een korte looptijd, namelijk van twee jaar met de mogelijkheid deze eenmaal met een jaar te verlengen. Deze tijdelijke winningsvergunning en het tijdelijke winningsplan dienen gelijktijdig te worden ingediend. Zodra de tijdelijke winningsvergunning is afgegeven en de minister heeft ingestemd met het tijdelijke winningsplan kan —mits aan de overige vereisten is voldaan - met de daadwerkelijke winning worden aangevangen. Op deze manier wordt een soepele overgang van de huidige vergunningensystematiek naar de toekomstige wijze van vergunningverlening vorm gegeven. Indien het kader wordt gevolgd, kan aansluitend worden geboord, getest en gewonnen zonder tussentijdse stillegging – ook bij inwerkingtreding van de wet.
Aanvraag opsporingsvergunning
Q: Komt een aanvraag voor een opsporingsvergunning te vervallen als de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: Nee. Een aanvraag opsporingsvergunning wordt automatisch een aanvraag toewijzing zoekgebied (artikel 167f). Wel kan het zo zijn dat er verzocht wordt om de aanvraag aan te vullen om te voldoen aan de na wetswijziging geldende indieningsvereisten voor de toewijzing zoekgebied.
Opsporingsvergunning
Q: Wat gebeurt er met een opsporingsvergunning als de gewijzigde wet in werking treedt?
A: De opsporingsvergunning wordt met de inwerkingtreding van de gewijzigde wet automatisch beschouwd als een toewijzing zoekgebied (artikel 167g).
Q: Is er een verschil tussen de opsporingsvergunning en een toewijzing zoekgebied?
A: Ja. De toewijzing zoekgebied is een marktordeningsvergunning, waarmee de initiatiefnemer zijn plannen concreet kan maken. Zo kan een initiatiefnemer met een toewijzing zoekgebied o.a. financiering regelen en subsidie aanvragen. Er wordt in deze fase nog niet geboord. Dat is het grootste verschil met een opsporingsvergunning. De toewijzing zoekgebied is een lichte procedure en duurt, afhankelijk van eventuele concurrerende aanvragen, 18 of 32 weken. Bovendien wordt bij een toewijzing zoekgebied, in tegenstelling tot de opsporingsvergunning, gekeken of het aangevraagde gebied passend is bij de verwachte warmtevraag.
Q: Hoe lang is een opsporingsvergunning, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet wordt beschouwd als toewijzing zoekgebied, geldig?
A: De opsporingsvergunning die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een toewijzing zoekgebied wordt, is geldig voor de resterende looptijd van de opsporingsvergunning (artikel 167g).
Q: Kan een opsporingsvergunning, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet wordt beschouwd als een toewijzing zoekgebied, nog worden verlengd?
A: Ja. Voor de opsporingsvergunning die met de wijziging van de Mijnbouwwet wordt beschouwd als een toewijzing zoekgebied, gelden dezelfde regels als voor een ‘nieuwe’ toewijzing zoekgebied. Dit betekent dat deze eenmaal met een jaar kan worden verlengd (artikel 24k, eerste lid).
Q: Mag met een opsporingsvergunning, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een toewijzing zoekgebied wordt, een boring worden gezet?
A: Dit is afhankelijk van het feit of er al een aanvraag voor “tijdelijke” winningsvergunning is aangevraagd en een verzoek om instemming met een pre-drill winningsplan in behandeling is ten tijde van de wijziging van de wet.
Om de overgang van de bestaande Mijnbouwwet naar de gewijzigde Mijnbouwwet soepel te laten verlopen wordt sinds november 2019 aan alle houders van een opsporingsvergunning gevraagd om, conform het tijdelijk beleidskader, minimaal 30 weken voorafgaand aan de boring een “tijdelijke” winningsvergunning aan te vragen en een verzoek om instemming met een pre-drill winningsplan in te dienen. Na verlening van de winningsvergunning en instemming met het winningsplan kan vervolgens gestart worden met de boring.
Aanvragen waarop is beslist voor inwerkingtreding van de gewijzigde Mijnbouwwet worden gezien als startvergunning.
Lopende aanvragen worden na inwerkingtreding van de Mijnbouwwet gezien als aanvraag startvergunning. Met een aanvraag startvergunning mag in principe geen boring gezet worden met uitzondering van de houders van een opsporingsvergunning voor aardwarmte die per inwerkingtreding van de wetswijziging een aanvraag voor een “tijdelijke” winningsvergunning én een pre-drill winningsplan bij EZK in behandeling hebben. Met de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is namelijk een amendement aangenomen (art. 167h, tweede lid) dat erop ziet dat het verbod om aardwarmte op te sporen zonder startvergunning niet geldt voor deze houders van een opsporingsvergunning; zij behouden derhalve het recht op boren. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat na het zetten van de boring slechts een korte test is toegestaan en vervolgens de productie moet worden stilgelegd als er op dat moment nog geenstartvergunning is verleend.
Q: Wat gebeurt er met een verzoek om verlenging van een opsporingsvergunning als de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: Het verzoek om verlenging van een opsporingsvergunning wordt per inwerkingtreding beschouwd als een verzoek om verlenging van een toewijzing zoekgebied. Deze kan eenmalig met één jaar worden verlengd.
(Aanvraag) winningsvergunning/(verzoek) instemming winningsplan
Q: Mag met een “tijdelijke” winningsvergunning (afgegeven na 1 januari 2020), maar waarvoor nog geen instemming is verleend met het ingediende winningsplan, een boring worden gezet?
A: Ja. Met de wijziging van de Mijnbouwwet wordt de tijdelijke winningsvergunning beschouwd als een startvergunning waarmee het recht op boren wordt behouden.
Q: Wat gebeurt er met een winningsvergunning die is afgegeven voor 1 januari 2020 en waarmee is ingestemd met het winningsplan als de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: De winningsvergunning en het ingestemde winningsplan worden met de gewijzigde Mijnbouwwet beschouwd als een vervolgvergunning (artikel 167j).
Q: Wat gebeurt er met een winningsvergunning die is afgegeven voor 1 januari 2020 waarbij een verzoek om instemming met het winningsplan in behandeling is als de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: De winningsvergunning wordt met de gewijzigde Mijnbouwwet beschouwd als een startvergunning (artikel 167i). De startvergunning krijgt als geldigheidsduur een tijdvak van twee jaar. Het verzoek om instemming met het winningsplan wordt beschouwd als een aanvraag vervolgvergunning (artikel 167i)
Q: Wat gebeurt er met een winningsvergunning die is afgegeven na 1 januari 2020 en waarmee is ingestemd met het winningsplan als de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: De winningsvergunning en het ingestemde winningsplan worden met de gewijzigde Mijnbouwwet beschouwd als een startvergunning (artikel 167k).
Q: Wat gebeurt er met een winningsvergunning die is afgegeven na 1 januari 2020 waarbij een verzoek om instemming met het winningsplan in behandeling is als de gewijzigde Mijnbouwwet in werking treedt?
A: De winningsvergunning wordt met de gewijzigde Mijnbouwwet beschouwd als een startvergunning. Het verzoek om instemming met het winningsplan wordt beschouwd als een aanvraag vervolgvergunning.
Q: Hoe lang is een winningsvergunning en instemmingsbesluit op het winningsplan, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een vervolgvergunning wordt, nog geldig?
A: De winningsvergunning en het ingestemde winningsplan die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een vervolgvergunning wordt, is geldig voor de resterende looptijd van de winningsvergunning of indien de looptijd van het ingestemde winningsplan korter is de resterende looptijd van dit winningsplan (artikel 167j).
Q: Hoe lang is een winningsvergunning en instemmingsbesluit op het winningsplan, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een startvergunning wordt, nog geldig?
A: De winningsvergunning en het ingestemde winningsplan die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een startvergunning wordt, is geldig voor de resterende looptijd van de winningsvergunning of indien de looptijd van het ingestemde winningsplan korter is de resterende looptijd van dit winningsplan (artikel 167k).
Q: Kan de termijn van een winningsvergunning/instemming winningsplan afgegeven na 1-1-2020, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet beschouwd wordt als een startvergunning, worden verlengd?
A: Voor de startvergunning verkregen onder het overgangsrecht (artikel 167k) gelden dezelfde regels als voor een ‘nieuwe’ startvergunning verkregen onder artikel 24v. Beiden kunnen op verzoek eenmaal met een jaar verlengd worden.
Q: Kan de termijn van een winningsvergunning met instemming op het winningsplan, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een vervolgvergunning wordt, worden verlengd?
A: Ja. De Minister kan op aanvraag van de vergunninghouder een vervolgvergunning wijzigen of intrekken (artikel 24ao). De termijn van deze verlenging komt voort uit de termijn die in het verzoek om verlenging van de vervolgvergunning wordt aangevraagd.
Q: Moet voor een winningsvergunning en instemming met een winningsplan, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet een startvergunning of vervolgvergunning wordt, een aanvraag voor instemming met een uitvoerder worden ingediend?
A: Nee. De eerder aangewezen vergunninghouder (op grond van artikel 22, vijfde lid) wordt geacht de uitvoerder te zijn. Wel kan na inwerkingtreding van de wet een nieuw verzoek tot instemming met aanwijzing van de uitvoerder worden ingediend.
Q: Wanneer moet met een winningsvergunning, die is afgegeven na 1 januari 2020 en een instemming met een winningsplan, een aanvraag voor een vervolgvergunning worden ingediend?
A: Een aanvraag voor een vervolgvergunning kan door de houder van een startvergunning worden ingediend (artikel 24ae). Met de inwerkingtreding van de gewijzigde wet wordt de winningsvergunning en de instemming met het winningsplan beschouwd als een startvergunning en kan dus een vervolgvergunning worden aangevraagd. De vervolgvergunning dient voor het verlopen van de startvergunning te worden aangevraagd.
Veel gestelde vragen nieuwe vergunningensystematiek
Toewijzing zoekgebied
Q: Hoe lang duurt het voordat er beslist wordt op een aanvraag voor een toewijzing zoekgebied?
A: Er wordt binnen 18 weken beslist op een aanvraag voor een toewijzing zoekgebied. Als sprake is van (een) concurrerende aanvra(a)g(en) dan wordt beslist binnen 32 weken. In beide gevallen kan de beslistermijn eenmaal met vier weken worden verlengd, dus dan bedraagt de beslistermijn 22 weken of 36 weken (artikel 24h).
Q: Mogen er meerdere geothermische systemen worden gerealiseerd binnen een toewijzing zoekgebied?
A: Ja. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om binnen één toewijzing zoekgebied meerdere geothermische systemen te realiseren. Voorwaarde is wel dat aannemelijk gemaakt wordt dat er voldoende vraag naar warmte is (artikel 24k, 3e lid).
Wanneer voor het eerste geothermische systeem een startvergunning wordt aangevraagd, kan om verlenging van de toewijzing zoekgebied worden gevraagd voor een periode van 4 jaar, zodat na het eerste geothermische systeem het volgende geothermische systeem gerealiseerd kan worden. Deze verlenging van het zoekgebied met vier jaar kan gevraagd worden bij iedere aanvraag om een startvergunning (dus ook na een tweede, derde geothermisch systeem, enz.) binnen hetzelfde zoekgebied. Uiteraard op voorwaarde dat er voldoende vraag naar warmte is.
Startvergunning
Q: Mogen er meerdere geothermische systemen worden gerealiseerd onder een startvergunning?
A: Nee, er dient per geothermisch systeem een startvergunning te worden aangevraagd. In tegenstelling tot de toewijzing zoekgebied is bij de startvergunning de beoogde locatie wel bekend en is het dus zaak om te beoordelen of de specifieke locatie geschikt wordt geacht voor de winning van aardwarmte. Zo wordt van de aanvrager van een startvergunning gevraagd om een locatie specifiek onderzoek te doen van de beoogde winningslocatie en op basis hiervan te onderbouwen of er bodembeweging is te verwachten die mogelijke schade kan veroorzaken aan bijvoorbeeld gebouwen en infrastructurele werken.
Iedere winningslocatie heeft zijn eigen locatie specifieke kenmerken en op basis van deze kenmerken dient beoordeeld te worden of de winning op die betreffende locatie veilig plaats kan vinden.
Q: Hoe lang duurt het voordat er beslist wordt op een aanvraag voor een startvergunning?
A:De beslistermijn voor een aanvraag startvergunning is 32 weken. Deze termijn kan eenmaal met 8 weken worden verlengd (dan bedraagt de beslistermijn 40 weken) (artikel 24s).
Q: Waarom is de beslistermijn termijn voor een startvergunning veel langer dan de termijn van 26 weken zoals de algemene wet bestuursrecht (Awb) voorschrijft?
A: Er is gekozen voor een beslistermijn die langer is dan de 26 weken die afdeling 3.4 van de Awb voorschrijft omdat aan meerdere adviseurs advies wordt gevraagd en dit kost nu eenmaal meer tijd. Er was aanvankelijk gekozen voor een beslistermijn van 30 weken, maar deze termijn werd door de Tweede Kamer onvoldoende geacht. De Tweede Kamer heeft bij amendement de beslistermijn gewijzigd in 32 weken.
Q: Hoe verhouden de beslistermijnen van de WABO/Omgevingsvergunning zich tot die van de startvergunning?
A: Voor de startvergunning aardwarmte geldt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De startvergunning kent een beslistermijn van 32 weken (met de mogelijkheid deze eenmalig met 8 weken te verlengen). Onder het huidige recht is voor de omgevingsvergunning milieu de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing, met een termijn van zes maanden.
Onder de Omgevingswet is echter het uitgangspunt de reguliere voorbereidingsprocedure, met een doorlooptijd van acht weken. Gelet op de grote verschillen in termijnen, 32 weken startvergunning en 8 weken omgevingsvergunning, is niet voorzien in een verplichte coördinatie tussen startvergunning en omgevingsvergunning.
Q: Wordt bij een aanvraag voor een startvergunning de afzet van de warmte getoetst op twee jaar (duur startvergunning) of over de verwachte totale winningsduur (30+ jaar)?
A: Bij de aanvraag van een startvergunning wordt gekeken naar het gehele aardwarmteproject en de totale duur daarvan. De afzet van warmte wordt dan ook getoetst in combinatie met de verwachte winning en omvang van het aangevraagde gebied. Het geheel moet passend zijn. Immers, opsporen en winnen is alleen zinvol als er ook vraag is naar de aardwarmte. Daarom wordt aan de aanvrager van een startvergunning gevraagd contracten te overleggen met afnemers. Uit de aard van het stadium van het project volgt dat deze contracten nog voorlopig kunnen zijn of ontbindende voorwaarden kunnen bevatten. Echter, op basis van de contracten zal wel worden beoordeeld hoe reëel de afname van aardwarmte is gedurende het project.
Q: Kan een houder van een startvergunning een vervolgvergunning aanvragen voor een geothermisch systeem dat nog niet geboord is?
A: Nee, een vervolgvergunning kan niet worden aangevraagd voor een nog te boren geothermisch systeem. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de indieningsvereisten van een aanvraag vervolgvergunning (art. 24af), die ervan uitgaan dat er al gewonnen wordt, en uit de Memorie van Toelichting waaruit blijkt dat de vervolgvergunning wordt verleend na een periode van winning.
Vervolgvergunning
Q: Hoe lang duurt het voordat er beslist wordt op een aanvraag voor een vervolgvergunning?
A:De beslistermijn voor een aanvraag vervolgvergunning is in beginsel 12 weken, met een mogelijkheid deze eenmaal met 4 weken te verlengen.
Uitzondering hierop is indien afdeling 3.4 van de Algemene wet Bestuursrecht van toepassing is. De beslistermijn bedraagt dan 32 weken, met de mogelijkheid deze eenmaal met 8 weken te verlengen (artikel 24ai).
Q: Wanneer wordt bij een aanvraag voor een vervolgvergunning de uitgebreide procedure gevolgd?
A: Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing bij een aanvraag vervolgvergunning indien sprake is van een significant nadeliger gevolg voor het milieu, nadeliger effect van de bodembeweging, groter risico voor omwonenden of mogelijk grotere schade als gevolg van de winning onder de vervolgvergunning ten opzichte van de startvergunning. Dat is het geval als aan de vervolgvergunning voorschriften of beperkingen verbonden zouden moeten worden om dat effect, dat gevolg, dat risico of die schade te beperken ten opzichte van de voorschriften en beperkingen die gelden voor de startvergunning. In dat geval moet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure worden gevolgd (artikel 24ag).
Q: Kan een vervolgvergunning ambtshalve gewijzigd worden?
A: Ja, het is mogelijk dat een vervolgvergunning ambtshalve wordt gewijzigd (artikel 24ao). De vervolgvergunning heeft een lange looptijd. Het is daarom denkbaar dat gedurende de looptijd van de vervolgvergunning sprake is van gewijzigde inzichten in bijvoorbeeld de risico’s voor omwonenden of het milieu. Dit kan komen door voortgaand wetenschappelijk onderzoek of nieuwe technologische ontwikkelingen. In deze situatie is het mogelijk de vervolgvergunning ambtshalve te wijzigen.
Deelname EBN
Q: Hoe ziet de deelname van EBN eruit en voor welk percentage neemt EBN deel?
A: EBN neemt verplicht deel in nieuwe aardwarmteprojecten. Het deelnamepercentage is 20% tenzij partijen een hoger percentage overeenkomen van maximaal 40%. Met de verplichte deelname van EBN wordt een gestructureerde aanpak beoogd om kennis en ervaring te borgen en innovaties te versnellen. De rol van EBN in geothermieprojecten is die van risicodragend deelnemer en investeerder. EBN is geen vergunninghouder en ook niet de uitvoerder. Daarnaast heeft EBN geen toezichthoudende taken, deze liggen bij SodM.
De houder van een toewijzing zoekgebied en EBN sluiten een Overeenkomst van Samenwerking (OVS) met elkaar binnen een jaar na de toewijzing. De afspraken die minimaal in deze overeenkomst moeten worden opgenomen liggen vast in de nieuwe regelgeving.
Q: Wanneer moet EBN officieel worden uitgenodigd om deel te nemen?
A: De houder van een toewijzing zoekgebied en EBN sluiten een overeenkomst van samenwerking met elkaar binnen een jaar na de toewijzing van het zoekgebied (artikel 86a).
Q: Is een houder van een opsporingsvergunning, die na de wijziging van de Mijnbouwwet wordt beschouwd als toewijzing zoekgebied, ook verplicht binnen een jaar een Overeenkomst van Samenwerking (OvS) te sluiten met EBN?
A: Nee. De verplichte deelname van EBN, óf het aanleveren van een onderbouwing waarom deze verplichting niet geldt, geldt alleen voor nieuwe projecten; dat wil zeggen, voor projecten die per inwerkingtreding van de wetswijziging een aanvraag voor een toewijzing zoekgebied indienen/in behandeling hebben lopen. Voor huidige houders van een opsporingsvergunning gaat deze verplichting niet gelden (artikel 167n). Wel kunnen huidige vergunninghouders (ook nu al) aan EBN vragen vrijwillig deel te nemen in het aardwarmteproject.
Q: Is het voor houders van een winningsvergunning en instemming op het winningsplan hebben, die na de wijziging van de Mijnbouwwet een startvergunning of vervolgvergunning wordt, ook verplicht binnen een jaar een Overeenkomst van Samenwerking (OvS) te sluiten met EBN?
A:Nee. De verplichte deelname van EBN, óf het aanleveren van een onderbouwing waarom deze verplichting niet geldt, geldt alleen voor nieuwe projecten; dat wil zeggen, voor degenen die per inwerkingtreding van de wetswijziging een aanvraag voor een toewijzing zoekgebied indienen / in behandeling hebben.
Q: Is het voor een aanvrager van een opsporingsvergunning, die onder de gewijzigde Mijnbouwwet wordt beschouwd als aanvrager toewijzing zoekgebied, verplicht om een Overeenkomst van Samenwerking (OvS) te sluiten met EBN?
A: Ja. De aanvraag voor een opsporingsvergunning wordt met de wijziging van de Mijnbouwwet beschouwd als een aanvraag toewijzing zoekgebied (artikel 167f). De verlening van de vergunning geschiedt vervolgens op basis van het nieuwe artikel 24d van de wet. In het overgangsrecht is bepaald dat de verplichting om een Overeenkomst van Samenwerking met EBN af te sluiten geldt voor een houder van een toewijzing zoekgebied aardwarmte, die is verleend op basis van artikel 24d (artikel 167n).
Q: In welke gevallen geldt de verplichte deelname EBN niet?
A: In uitzonderlijke gevallen kan de minister bepalen dat deze verplichting niet geldt (artikel 86a); bijvoorbeeld daar waar de doelstellingen van deelname strijdig geacht worden met de daadwerkelijke effecten ervan. Dit kan ambtshalve of op verzoek van EBN of de houder toewijzing zoekgebied. Indien de verplichting tot deelname niet geldt, moet in ieder geval door de minister of de verzoeker ook voldoende worden onderbouwd hoe de doelstellingen van de deelname door EBN op een andere manier worden geborgd.
Q: Kan de wetgever de overeenkomst tussen EBN en de vergunninghouder wegen en wijzigingen meegeven?
A: De afspraken die minimaal in de overeenkomst moeten worden opgenomen liggen vast in de nieuwe regelgeving. Hier wordt door EZK aan getoetst en al dan niet mee ingestemd.