Opsporen

Na het verkrijgen van de opsporingsvergunning zal de vergunninghouder naar de boorfase toewerken. Om een goed beeld van de ondergrond in het studiegebied te krijgen en de geologische onzekerheden in kaart te brengen zal een gedetailleerd geologisch onderzoek uitgevoerd worden. De uitkomst van dit onderzoek heeft weerslag op de mogelijke doubletconfiguratie(s) en het daarbij behorende geothermische vermogen.

Alvorens een boring gezet kan worden dient naast de opsporingsvergunning een omgevingsvergunning verkregen te worden. De omgevingsvergunning valt niet onder de Mijnbouwwet. Daarnaast moet er een werkprogramma voor het aanleggen van een boorgat ingediend zijn bij Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Zie ook Hoofdstuk 8 in de Mijnbouwregeling

Indien de boorfase groen licht heeft gekregen van de betrokken instanties zal allereerst een exploratieboring gezet worden om de aanwezigheid en kwaliteit van het beoogde doelreservoir te testen. Dit kan o.a. gedaan worden door logmetingen in het boorgat, en kernen van het doelreservoir en/of een puttest. Als uit deze gegevens blijkt dat aardwarmte economisch geëxploiteerd kan worden dan zal of zullen de vervolg boring(en) gezet worden.

Gedetailleerd Geologisch Onderzoek

Voor de aanvang van de boorfase is het van belang om de ondergrond zo goed mogelijk in kaart te brengen om zo de onzekerheden te verkleinen en een ondergrondse doellocatie te kiezen voor het potentiele geothermisch systeem.

Het (verder) uitkarteren van de ondergrond wordt gedaan met behulp van seismische- en boorgatdata. Om de karakterisering van het beoogde reservoir zo goed mogelijk vast te stellen wordt een petrofysische analyse uitgevoerd. Op basis van deze studies kan de meest optimale putconfiguratie worden vastgesteld ten opzichte van de oppervlaktelocatie. Hieruit volgend kan een verwacht geothermisch vermogen worden bepaald en de onzekerheden die daarmee gepaard gaan.

Met de bevindingen van het gedetailleerd geologisch onderzoek kan aanspraak gedaan worden op de SDE+ en RNES stimuleringsmaatregelen. De rapportage van het gedetailleerd geologisch onderzoek dient voor een SDE+ en/of RNES aanvraag te voldoen aan de door TNO-AGE opgestelde rapportagevereisten voor de SDE+ en RNES. TNO-AGE behandelt in opdracht van RVO het geotechnische gedeelte van een SDE+ danwel RNES aanvraag.

Voorbereiden Boorfase

Met de ondergrond gekarteerd en de reservoireigenschappen vastgesteld is het ook mogelijk om een gedetailleerder beeld te krijgen van mogelijke gevaren en bijbehorende risico’s van het exploreren en exploiteren van de ondergrond. In het opstellen van het werkprogramma van de boorfase, en in latere fase het winningsplan, dienen deze gevaren en risico’s behandelt te worden. 

Afronding Boorfase

Onafhankelijk van het resultaat van de boring(en) is de operator verplicht om alle data/metingen die onder de Mijnbouwwet vallen aan te leveren aan de Nederlandse overheid. TNO neemt in naam van de overheid deze data in en beheert deze. Voor meer informatie zie de pagina over gegevensverstrekking.